4 mei 2011 – ‘Alle vormen van energie-opwekking hebben nadelen’, is een uitspraak die tegenwoordig regelmatig te horen is. Vooral  minnaars van nucleaire energie bedienen zich ervan. Op zich is de uitspraak juist. Maar dat wil echter niet zeggen dat alle vormen van opwekking even goed of slecht zijn. Het ene nadeel is het andere niet. Hieronder een poging om vormen van energie-opwekking te rangschikken al naar gelang maatschappelijke wenselijkheid, of zo men wil: duurzaamheid, waarbij vier criteria in acht worden genomen. Voorlopige conclusie: mestvergisting en zonne-energie staan met stip op nummer één en schaliegas-energie en kernenergie zijn de minst duurzame energie-varianten.
Vormen van energie-opwekking gerangschikt op basis van maatschappelijke wenselijkheid 1)
vorm van opwekking Goed voor milieu 2) Winstbestemming
(‘graaigedrag-bestendigheid’) 3)
Kans op ongeluk
en gevolgen
daarvan 4)
Directe en indirecte subsidies 5) Totaal-oordeel 6)
Mestvergisting 9 9 10 5 8,9
Zonne-energie 9 8 10 6 8,8
Kleine windmolenparken 8 7 8 6 7,6
Afvalverbranding 8 5 7 8 7,1
Grote windmolenparken
op land
7 5 7 4 6,3
Windmolenparken
op zee
6 4 8 2 5,8
biomassabijstook
grote centrales
5 3 7 4 5,1
Gasgestookte centrale 5 1 7 6 4,9
kolenenergie 2 2 5 4 3,1
shale gas energie 1 0 4 7 2,3
kernenergie 0 2 0 2 0,6

1) Alle cijfers zijn rapportcijfers, op een schaal van 0 tot en met 10

2) Vraag bij zonne-panelen is nog wat er gebeurt met de panelen als ze zijn afgeschreven. Grote windmolenparken op zee achten we wat minder milieu-vriendelijk omdat ze slecht zijn voor het leven in zee. Ook bij de bouw ervan schijnt nogal wat schade te worden aangericht. Tevens is het de vraag wat er met de molens en fundamenten gebeurt als het park is afgeschreven. Grootschalige bijstook van biomassa achten we niet zo milieuvriendelijk omdat de biomassa veelal van ver komt en omdat de teelt van de gewassen mogelijk ten koste gaat van bossen en van de teelt van voedselgewassen. Kernenergie is vooral slecht voor het milieu vanwege het radio-actieve afval wat wordt geproduceerd en natuurlijk vanwege de gevolgen van een eventueel ongeluk. Shalegas leidt tot verontreiniging van de bodem en mogelijk van grondwater en mogelijk tot bodembeweging.

3) Een aspect van duurzaamheid is de vraag waar de winst van de productie terecht komt en of die productie bepaalde mensen in staat stelt om miljoenensalarissen bij elkaar te graaien. Een indicatie hiervan is het antwoord op de vraag of kleine bedrijven en/of particulieren (goed) dan wel grote bedrijven (slecht) bij de opwekking betrokken zijn. Gekeken kan worden zowel naar de opbrengsten van de geproduceerde stroom, als naar de bedrijven die betrokken zijn bij de levering van de brandstof dan wel de aanleg van de installaties.
Bij sommige technieken gaat de opbrengst van zowel de stroom als die van de aanleg van de installatie naar kleine bedrijven, zoals bijvoorbeeld bij mestvergisters. Bij zonnepanelen is het nog even de vraag waar de panelen vandaan komen (mogelijk in de nabije toekomst van vieze Chinese bedrijven). Bij kleine windmolenparken op land gaat de opbrengst van de stroom naar kleine partijen, maar de molens worden betrokken van grote bedrijven, die overigens wel deugdzamer zijn dan de conventionele energiebedrijven. Bij grote windmolenparken gaat ook de opbrengst van de stroom naar grote bedrijven, net als bij biomassa-bijstook. Van dat laatste profiteren mogelijk echter ook boeren in arme landen. De opbrengst van afvalenergie gaat over het algemeen naar grote onpersoonlijke bedrijven, vandaar dat die hier laag scoort. Gasgestookte centrales scoren slecht omdat de opbrengst veelal in handen komt van dictators; helemaal als straks het Europese gas op is. Bedrijven in de shale-gas industrie zijn veelal verwerpelijke Angelsaksische mijnbouwbedrijven, nog erger dan de conventionele energiebedrijven; die hadden eigenlijk een negatief cijfer moeten krijgen.

4) Hoe hoger het cijfer, hoe kleiner de kans op een ongeluk en de ernst van de gevolgen. Installaties als afvalverbranders en gasgestookte centrales kunnen in brand vliegen, of ze kunnen eventueel ontploffen of zoiets. Ook vallen er regelmatig slachtoffers bij de bouw ervan, of bij de revisie. Maar de gevolgen zijn niet zo heel groot, vandaar een 6. Kolencentrales hebben een lager cijfer vanwege ongelukken in de mijnen. Wieken van windmolens breken nog wel eens af en kunnen daarom vervelende gevolgen hebben. In vergelijking met een ongeluk in een kerncentrales stelt dit natuurlijk allemaal niet zoveel voor. Shale gas kan tot verontreiniging van het oppervlaktewater leiden, vandaar een 4.

5) Hoe hoger het cijfer, hoe minder subsidies er heen gaan. Waarschijnlijk gaan er stiekem veel indirecte subsidies naar kolen-, en kerncentrales, vandaar de lage cijfers. Ook de tijd en energie die ambtenaren bijvoorbeeld nu in de subsidieaanvraag van Delta moeten steken telt mee. Windmolenparken op zee zijn officieel erkende subsidieslurpers; windmolenparken op land in mindere mate. Per windmolen krijgen eigenaren van kleine parken wellicht evenveel als die van grote parken, maar toch gaat er waarschijnlijk meer belastinggeld naar de grote jongens. Kijk maar eens naar al het gedoe rond het park in Urk; wat dat maatschappelijke kosten met zich meebrengt. Zonnepanelen kwamen tot nog toe ook in aanmerking voor subsidie, maar nu niet meer. En trouwens de bedragen zijn marginaal. Afvalverbranding en shale gas-energie lijken met het minste subsidie toe te kunnen.

6) We hebben de cijfers op de volgende manier gewogen om tot een totaaloordeel te komen: milieu: 40%, winstbestemming: 20%, ongeluk: 30% en subsidies: 10%

http://www.energieenwater.net/index.php?option=com_content&task=view&id=1258&Itemid=62