Om ruim baan te geven aan decentrale opwekking dient er volgens het CDA het volgende te gebeuren;
1. Nederland stelt zichzelf tot doel om op het gebied van decentrale opwekking koploper te worden in Europa, en stelt alles in het werk om in 2020 minimaal 10% van onze energiebehoefte duurzaam decentraal op te wekken.

2. Mensen die decentraal energie opwekken moeten hun productie en hun eigen gebruik met het energiebedrijf kunnen verrekenen (salderen). Dit moet mogelijk worden voor zowel degenen met vermogen op het eigen dak, als voor mensen die investeren in energie voor eigen gebruik op andere plekken. Dit betekent dat vanaf medio 2013 iedereen die, alleen of in coöperatief verband, investeert in energie voor eigen gebruik, via een regionaal laagspanningsnet, daar fiscaal voordeel voor geniet.

3. Er komt een werkgroep EL&I en Financiën om een nieuw verdienmodel voor de (rijks)overheid te ontwikkelen. Ruim baan voor decentrale opwekking levert de eerste jaren de schatkist veel op aan BTW-inkomsten en is een impuls voor de bouwsector en de lokale economie. Daarnaast moeten maatregelen van meer structurele aard decentrale opwekking blijvend aantrekkelijk maken voor de overheid. Bijvoorbeeld door differentiatie in belasting voor groene en grijze energie, door een financieel aandeel in elektrisch laden van auto’s, door het uitgeven van concessies, etc.

4. Er moet een investeringsfonds komen met lage rente, in samenhang met bestaande initiatieven waaronder de Groene Investerings Maatschappij en andere die op dit moment in Green Deals worden uitgewerkt. Hierbij wordt verbinding gelegd met investeringsfondsen van gemeenten en provincies.

5.  Netbeheerders en lokale overheden moeten de opdracht krijgen om gezamenlijk een strategie te ontwikkelen die gebiedsspecifieke wensen en mogelijkheden ondersteunt. Het onlangs opgerichte Productie Installatie Register (PIR) biedt netbeheerders op dit punt overzicht. De rijksoverheid dient belemmeringen voor netbeheerders weg te nemen en bij tarifering gewicht toe te kennen aan innovatie en duurzaamheid.

6. Lokale coöperatieve verenigingen worden erkend als energieproducent en krijgen, net als de ‘prosument’ (iemand die tegelijkertijd afnemer en opwekker van energie is) een plaats in de nationale elektriciteits- en gaswet.

7. Er moet werk gemaakt worden van kennisuitwisseling op lokaal niveau. Dat kan bijvoorbeeld door de Kennis- en Leerprogramma’s voor de groene economie zodanig in te vullen dat kennismakelaars regionaal aan de slag gaan om de kennis en ervaring van decentrale overheden, netbeheerders en bewoners te koppelen en te borgen.

8. De mogelijkheden om te experimenteren op dit gebied, zoals onderlinge handel en uitwisseling van energie, opslag van energie middels elektrisch vervoer, nieuwe energiediensten en tweezijdige tarifering, dienen volop gebruikt en gestimuleerd te worden. Decentrale overheden kunnen ervoor kiezen lokaal experimenteerruimte te creëren. De beste ervaringen dienen te worden verzameld en uitgewisseld ter inspiratie van anderen.

9. Binnen de Topsector Energie wordt ruimte gemaakt voor een integrale benadering van zon, wind en geothermie enerzijds en slimme netten en systemen anderzijds, gericht op innovatie. Hiertoe wordt ook gesproken met nieuwe energieleveranciers die buiten de traditionele energiebedrijven om, zelf voor hun energie zorgen.

10. Decentrale opwekking wordt onderdeel van alle lopende programma’s van de overheid die raakvlakken hebben energie en klimaat, gebouwde omgeving en ruimtelijke ordening, waaronder klimaatprogramma’s, de woningwet, structuurvisies, investeringprogramma Ruimte en Transport, etc. Verschillende departementen stemmen onderling af hoe ze vanuit hun perspectief ruim baan kunnen creëren voor decentrale opwekking.

BRON: http://www.cda.nl/Actueel/Nieuws/Nieuwsbericht/2012/6/25/Van_der_Werf__Zelf_duurzame_energie_opwekken.aspx